Algemeen onderzoek en anamnese
De jaarlijkse gezondheidscheck van een honde zou zich moet richten op een uitstekend algemeen lichamelijk onderzoek (inclusief lichaamstemperatuur, cardiale en pulmonale auscultatie, controle van de slijmvliezen en palpatie) en een grondige anamnese. Deze anamnese moet worden afgenomen om de levensstijl en ziekterisico's te begrijpen (bijv. reizen, blootstelling aan mogelijke pathogenen, bezoek aan kennels, trimsalons, bezoek aan gemeenschappelijke ruimtes of beboste streken, potentiĆ«le blootstelling aan schadelijke stoffen). Zo lopen honden die regelmatig beboste, of met teken besmette gebieden bezoeken, mogelijks een groter risico op bepaalde infectieziekten. Parasietenbestrijding kan hier besproken worden. Qua levensstijl is niet alleen het sedentaire leven of veel buiten spelen belangrijk maar ook het mogelijke contact met andere dieren belangrijk. Tijdens de anamnese wordt ook gevraagd naar de dagindeling van de hond, zijn eetlust, drankopname, plas-en defeacatiegedrag. Mogelijke grote veranderingen in het gedrag en bewegingspatroon van de hond (angst, dementie, niet meer springen, regelmatig manken ā¦) worden ook nagevraagd.
Nutritionele screening
Tijdens de jaarlijkse gezondheidscheck is het ook van belang een nutritionele screening te doen. Bij de nutritionele screening horen 2 luiken: een basis screening en een uitgebreide screening indien nodig. De basis nutritionele screening omvat vragen omtrent levensstijl en activiteitsniveau, voedingsgeschiedenis (type, hoeveelheid voeding, snacks etc.) en uiteraard wordt ook de lichaamsscore bepaald. Het doel van deze screening is te bepalen over er nutritionele risicofactoren aanwezig zijn. Van zodra er Ć©Ć©n of meerdere nutritionele risicofactor(en) worden geĆÆdentificeerd, wordt een uitgebreide voedingsbeoordeling aanbevolen.
Tijdens kwetsbare levensfasen (zoals groei, dracht, lactatie en senior leeftijd) veranderen de energie- en voedingsbehoeften van de patiƫnt. Eerdere of chronische medische aandoeningen kunnen belangrijke factoren zijn om te beslissen of de voeding moet worden aangepast.
In dit artikel geven we de aandacht aan het bepalen van de lichaamsconditiescore als risicofactor in de nutritionele screening. Andere risicofactoren zoals een ongepaste huisvesting, het geven van een niet-conventioneel dieet, voedingssupplementen, of veel snacks bespreken we in volgende artikels. Bij deze andere risicofactoren behoren ook afwijkingen aan het gebit, het skelet, de huid- of vachtkwaliteit of de diagnose van bepaalde ziekten of regelmatig braken, diarree of constipatie.
Bron: AAFCO
Lichaamsconditiescore
Tijdens gewone consultaties wordt er vaak enkel aandacht besteed aan het gewicht van de hond. Een hond kan echter veel wegen doordat hij gespierd is of doordat hij teveel vetmassa heeft. Het is dus uiteraard belangrijk om de lichaamsconditiescore als een volledig pakket te zien. Niet alleen moet de hond regelmatig worden gewogen, ook het bepalen van de lichaamsconditiescore of Body Condition Score (BCS) is belangrijk. Bij het beoordelen van de volledige lichaamsbouw hoort ook de bepaling van de spierconditie (Muscle Condition Score -MCS), gevolgd door een volledig lichamelijk onderzoek.
Redenen om een uitgebreide nutritionele beoordeling en onderzoek te doen van de hond zijn de volgende
Een onverklaarbare gewichtsverandering ten opzichte van de vorige beoordeling
Een BCS lager dan 4/9
Een BCS hoger dan 5/9
Een MCS met enige mate van spierverlies
De BCS is een fysieke beoordeling van de lichaamsvetmassa. De 9-punts BCS-schaal is gevalideerd en gecorreleerd met het lichaamsvetpercentage (Body Fat % - BF%) met behulp van dual-energy X-ray absorptiometrie (DEXA). Bij elk stadia wordt er gekeken naar de ribben de benige uitsteeksels, de vorm van de buik van bovenaf en van de zijkant gezien en naar vetopstapeling. Een palpatie van de hond is noodzakelijk. Bij een hond met een ideaal gewicht (score 5) zijn ribben bijvoorbeeld niet zichtbaar maar wel gemakkelijk voelbaar. Elke toename van de BCS komt overeen met een toename van 5% in BF%, terwijl elke BCS >5/9 gelijk staat aan 10% overgewicht. Er wordt aangeraden de 9-punts-schaal universeel te gebruiken (met hele gehele getallen) om standaardisatie van medische dossiers, consistentie van gegevensverzameling en interpretatie voor onderzoek mogelijk te maken. Dit zorgt ook voor consistente communicatie tussen teamleden van dezelfde praktijk en tussen eigenaars en dierenartsen of dierenartsassistenten.
Gebaseerd op een tabel van de American Animal Hospital Association
De MCS is een fysieke beoordeling van de spiermassa van de patiƫnt, waaronder visualisatie en palpatie van de musculatuur over de wervelkolom, het schouderblad, de schedel en het bekken. Er wordt een beschrijving gedaan van de MCS en de indeling wordt als volgt gemaakt:
normale spiermassa
mild spierverlies
matig spierverlies
ernstig spierverlies
Spierverlies wordt het eerst opgemerkt ter hoogte van de epiaxiale spieren, aan weerszijden van de wervelkolom. Spierverlies op andere plaatsen kan erg variabel zijn. De MCS is significant gecorreleerd met echografische metingen van de musculatuur. Het routinematige gebruik van MCS is belangrijk om patiĆ«nten met spierverlies gerelateerd aan cachexie en sarcopenie te identificeren. Zowel cachexie (spierverlies ten gevolge van ziekte) als sarcopenie (spierverlies ten gevolge van ouderdom zonder aanwezigheid van ziekte) kunnen de prognoses bij patiĆ«nten nadelig beĆÆnvloeden. Het is dus belangrijk de spiermassa ten allen tijde normaal te houden.
BCS en MCS zijn niet oorzakelijk gerelateerd en moeten afzonderlijk worden beoordeeld, een dier kan bijvoorbeeld overgewicht hebben met spierverlies. Patiƫnten met ondergewicht hebben vaak verlies van zowel lichaamsvet als spiermassa, maar BCS en MCS moeten nog steeds afzonderlijk worden gescoord, bij elke visite en bij elk dier.
Gebaseerd op een tabel van de WSAVA ā World Small Animal Veterinary Association
Hoewel meestal niet opgenomen in de screeningsevaluatie, zijn aanvullende hulpmiddelen die moeten worden overwogen de lichaamsvetindex (BFI) en omtrekbeoordelingen. De BFI is, net als BCS, een gevalideerde schaal om te correleren met BF% bij zowel de hond als de kat. De BCS is beperkt in de beoordeling van patiĆ«nten met een hoog BF% (>45%). Het BFI-systeem is dan een nuttig hulpmiddel bij het onderscheiden van patiĆ«nten met een hoger BF%-niveau. Morfometrische metingen om vetvrije massa en vetmassa te beoordelen zijn vastgesteld bij de hond en kat. Deze metingen naast BFI zijn nuttig voor patiĆ«nten met een BCS ā„8/9. In de praktijk worden deze niet courant gebruik.
Ledemaatomtrekbeoordelingen, een objectieve maat voor spiermassa en -kracht, zijn een opkomend onderzoeksgebied en kunnen waardevol zijn in specifieke patiƫntenpopulaties. Dit kan bijvoorbeeld een hulpmiddel zijn voor een orthopedische patiƫnt die een revalidatieprogramma volgt.
Hoe leer ik een eigenaar wat een goede lichaamsconditie is?
Leer eigenaren hoe ze BCS en MCS kunnen beoordelen, zodat ze een ongewenste verandering kunnen herkennen en de voedingsinname indien nodig kunnen aanpassen Ook voor grote en reuzenrassen is het belangrijk om de groei tot 16 maanden op te volgen, het doel is een magere BCS te behouden. De beoordeling van deze parameters door de eigenaar moet worden geverifieerd door een lid van het veterinaire team. Waltham heeft hiervoor een S.H.A.P.E (Size, Health And Physical Evaluation) gids ontwikkeld dat gemakkelijk door eigenaars kan worden gebruikt, die niet getraind zijn zoals de dierenarts.
Bron WALTHAM
Wanneer een kat of hond gezond is en zijn optimaal gewicht behoud, dan moet er ten allen tijde ook worden nagegaan of het huisdier een compleet en uitgebalanceerd dieet krijgt om toekomstige onbedoelde gevolgen te voorkomen. Hoewel het behoud van ideale BW en BCS de indicator is voor hoe goed de huidige inname voldoet aan de energiebehoeften, hebben deze parameters geen betrekking op de verdeling van calorieƫn uit onevenwichtige voedingsmiddelen. De AAFCO (Association of American Feed Control Official) en de FEDIAF (The European Pet Food Industry) geeft aan of een commercieel dieet alle vereiste voedingsstoffen in de juiste verhoudingen (d.w.z. "compleet en uitgebalanceerd") bevat. Sommige voedingsmiddelen, waaronder veel therapeutische diƫten, hebben een "intermitterend of aanvullend" gebruikslabel dat aangeeft dat ze niet voldoen aan de vereisten om "compleet en uitgebalanceerd" te zijn. Ook voor snacks en supplementen geldt dat deze niet compleet en uitgebalanceerd zijn.
Obesitas
De prevalentie van overgewicht en obesitas in de hondenpopulatie is de laatste jaren drastisch aan het toenemen. Wereldwijd wordt een hoge prevalentie aangenomen, namelijk 33-50% van de hondenpopulatie zou overgewicht vertonen.
Niet aan alle eigenaren van honden met overgewicht of obesitas wordt verteld hoeveel te zwaar hun honden zijn, wat erop kan duiden dat dierenartsen het gevoelige onderwerp soms liever vermijden. Zeker bij eigenaars die zelf zwaarlijvig zijn ligt dit onderwerp gevoelig. Ook bij mensen die hun hond graag verwennen met snoepjes en belang hechten aan een positieve beloning, gebaseerd op voeding, ligt dit onderwerp gevoelig. Daarnaast onderschatten eigenaars het gewicht van hun hond. Hierbij is het dus belangrijk ze te leren hoe ze het gewicht van hun hond moeten inschatten en hen de BCS en MCS aan te leren, eventueel door de S.H.A.P.E. methode te gebruiken.
Ter preventie moeten dierenartsen een gezonde BCS en MCS promoten, zeker bij honden van middelbare leeftijd. Bij elke consultatie raden veterinaire instanties zoals WALTHAM, AAFCO, WSAVA en de RVC (Royal Veterinary College) aan om te praten over het gewicht en de levensstijl van de hond. Bewustwording van het probleem is erg belangrijk en moet de motivatie aansterken om de voeding en de beweging van de hond aan te passen aan de individuele noden en dit om de hond een lang en gezond leven te bieden.